Pasach
De oudtestamentische figuur
Pasach is een belangrijk figuur uit het Oude Testament van de Bijbel. Hij speelt een centrale rol in het verhaal van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Pasach was een van de tien plagen die God over Egypte bracht om de farao te dwingen het volk Israël te laten gaan.
Volgens het verhaal in het boek Exodus moesten de Israëlieten op de avond van de tiende plaag een lam slachten en het bloed aan de deurposten smeren. Dit was een teken voor de engel des doods om hun huizen over te slaan en hen te sparen. Daarom wordt het feest dat ter herdenking van deze gebeurtenis wordt gevierd, ook wel het feest van het Pascha genoemd.
Het feest van het Pascha
Het feest van het Pascha wordt jaarlijks gevierd door Joden over de hele wereld. Het herinnert hen aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte en de wonderen die God voor hen heeft verricht. Tijdens het feest worden speciale maaltijden bereid, waarbij onder andere het ongezuurde brood (matze) wordt gegeten, dat herinnert aan de haastige uittocht uit Egypte.
Het feest van het Pascha heeft ook een diepere betekenis voor christenen. Jezus vierde het Pascha met zijn discipelen tijdens het Laatste Avondmaal. Hij werd later gekruisigd op het moment dat de Joden het Pascha vierden, en wordt daarom ook wel het 'lam van God' genoemd.
Het verhaal van Pasach en het feest van het Pascha zijn belangrijke elementen in zowel het Jodendom als het christendom. Ze herinneren ons aan de bevrijding, het offer en de genade van God.