Romeinse godin van tuin en ooft
Pomona
Pomona was de Romeinse godin van tuin en ooft. Ze werd vereerd als beschermster van boomgaarden, fruitbomen en tuinen. Haar naam is afgeleid van het Latijnse woord 'pomum', wat 'vrucht' betekent.
Als godin van tuinbouw en fruitteelt, werd Pomona vaak afgebeeld met een mand vol fruit en een snoeimes. Ze werd gezien als de personificatie van vruchtbaarheid en overvloed. Haar rol was om te zorgen voor een goede oogst en het bevorderen van de groei en bloei van fruitbomen.
Pomona werd ook geassocieerd met de natuurlijke cyclus van groei en bloei. Ze symboliseerde de overgang van de winter naar de lente, wanneer de fruitbomen weer begonnen te bloeien en vruchten begonnen te dragen. Haar aanwezigheid werd gezien als een teken van voorspoed en welvaart.
Hoewel Pomona voornamelijk werd vereerd door tuiniers en fruittelers, werd ze ook geassocieerd met de liefde en het huwelijk. Volgens de mythologie werd ze verliefd op Vertumnus, de god van de seizoenen, die zichzelf in verschillende gedaanten vermomde om haar hart te winnen.
Pomona's verering werd vooral populair tijdens het Romeinse Rijk, waar tuinbouw en fruitteelt een belangrijk onderdeel waren van de landbouw. Haar cultus werd gevierd met festivals en ceremonies, waarbij mensen fruit en bloemen aan haar offerden in ruil voor een goede oogst.
Als godin van tuin en ooft is Pomona een belangrijk symbool geworden van vruchtbaarheid, overvloed en natuurlijke groei. Haar naam leeft voort in verschillende moderne toepassingen, zoals de naam van een appelras en een stad in Californië, die bekend staat om zijn fruitteelt.