Aan: betekenis en beschrijving
Aangesloten
Het woord "aan" kan worden gebruikt om aan te geven dat iets verbonden of gekoppeld is aan iets anders. Bijvoorbeeld: "De telefoon is aangesloten op het stopcontact."
Aansporen
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iemand wordt aangemoedigd of gestimuleerd om iets te doen. Bijvoorbeeld: "Hij spoorde haar aan om haar dromen na te jagen."
Betreffende
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets betrekking heeft op iets anders. Bijvoorbeeld: "Het rapport gaat over de resultaten van het onderzoek."
Bijwoord
"Aan" kan ook worden gebruikt als een bijwoord om de richting of positie aan te geven. Bijvoorbeeld: "Hij kwam aanrennen."
Boven
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets boven iets anders is. Bijvoorbeeld: "Het schilderij hangt aan de muur."
Brandend
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets in brand staat. Bijvoorbeeld: "Er is een brand aan de andere kant van de straat."
Circa
"Aan" kan ook worden gebruikt om een schatting of benadering aan te geven. Bijvoorbeeld: "Het evenement trekt circa 500 bezoekers aan."
Dichtbij
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets dicht bij iets anders is. Bijvoorbeeld: "Het hotel ligt dichtbij het strand."
Door
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets wordt veroorzaakt door iets anders. Bijvoorbeeld: "De schade aan de auto werd veroorzaakt door een ongeluk."
In
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets zich binnen iets anders bevindt. Bijvoorbeeld: "De sleutels liggen in de la."
Ingeschakeld
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets is ingeschakeld of actief is. Bijvoorbeeld: "De computer staat aan."
Naast
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets naast iets anders is. Bijvoorbeeld: "Het huis staat naast de supermarkt."
Nabij
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets dicht bij iets anders is. Bijvoorbeeld: "Het park ligt nabij het centrum."
Ongeveer
"Aan" kan ook worden gebruikt om een benadering of schatting aan te geven. Bijvoorbeeld: "Het duurt ongeveer een uur om naar de stad te rijden."
Op
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets bovenop iets anders is. Bijvoorbeeld: "De kat zit op de tafel."
Over
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets boven iets anders is. Bijvoorbeeld: "Hij sprak over zijn ervaringen tijdens de reis."
Plusminus
"Aan" kan ook worden gebruikt om een benadering of schatting aan te geven. Bijvoorbeeld: "Het kost plusminus 50 euro."
Sedert
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets sinds een bepaald moment plaatsvindt. Bijvoorbeeld: "Hij werkt hier sedert vorig jaar."
Vanaf
"Aan" kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets begint vanaf een bepaald moment. Bijvoorbeeld: "De winkel is geopend vanaf 9 uur."