De Maatschappij in de Middeleeuwen
De Standenmaatschappij
In de Middeleeuwen was de samenleving opgedeeld in verschillende standen. Deze standen werden bepaald door iemands sociale status en beroep. De standenmaatschappij bestond uit adel, clerus, burgerij en boeren.
De Adel
De adel vormde de hoogste stand in de Middeleeuwen. Deze stand bestond uit edelen, ridders en hun families. De adel had privileges en bezat landgoederen. Ze waren verantwoordelijk voor het bestuur en de verdediging van hun gebied.
De Clerus
De clerus was de geestelijke stand in de Middeleeuwen. Deze stand bestond uit priesters, monniken en nonnen. Ze waren verantwoordelijk voor het geloof en het geestelijk welzijn van de mensen. De clerus had ook politieke macht en bezat grote hoeveelheden land.
De Burgerij
De burgerij was de opkomende stedelijke klasse in de Middeleeuwen. Deze stand bestond uit handelaren, ambachtslieden en stadsbewoners. Ze waren betrokken bij handel en nijverheid en hadden vaak hun eigen gilden en privileges.
De Boeren
De boeren vormden de grootste groep in de Middeleeuwen. Deze stand bestond uit landbouwers en arbeiders. Ze werkten op het land van de adel en de clerus en moesten hiervoor een deel van hun opbrengst afstaan.
De Middeleeuwse maatschappij was sterk hiƫrarchisch en de stand waarin iemand geboren werd, bepaalde zijn of haar positie in de samenleving. De verschillende standen hadden elk hun eigen rechten en plichten, en de sociale mobiliteit was beperkt. Dit systeem van standen zou nog eeuwenlang van invloed blijven op de Europese samenleving.